Paragraaf 1.1 - Kun jij kopen wat je wilt?

• Economie
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 3

Paragraaf 1.1 - Kun jij kopen wat je wilt?

Fioretti College

Pincode 3 vmbo gt

Hoe zitten we erbij vandaag?

😒🙁😐🙂😃

Ik heb al eens eerder met LessonUp gewerkt

Ja, al best vaak

Ja, soms

Nee, nog nooit

Planning

• Voorkennis ophalen
• Uitleg paragraaf 1.1
• Maken opdrachten paragraaf 1.1

• Tijdens de uitleg is er één iemand tegelijkertijd aan het woord.
• Heb je een vraag of wil je iets zeggen? Steek je hand/vinger op!

Leerdoelen

Aan het einde van deze les:

• Weet je wat het verschil is tussen primaire behoeften en secundaire behoeften
• Weet je wat het bij economie betekent als iets schaars is
• Weet je wat welvaart is en hoe je welvaart kan toenemen
• Hoe je met een percentage, een getal kunt uitrekenen

Waar geef jij jouw geld aan uit?

Behoeften

Primaire behoeften (basisbehoeften)

• Noodzakelijke levensbehoeften,
   zoals voeding, kleding en  woonruimte

Secundaire behoeften

• Overige behoeften
• Verschil in behoeften wordt veroorzaakt door; budget,   geslacht, reclame en mensen in jouw omgeving

Brood

Primaire of secundaire behoefte?

1. Primaire behoefte
2. Secundaire behoefte

Auto

Primaire of secundaire behoefte?

1. Primaire behoefte
2. Secundaire behoefte

Mobiele telefoon

Primaire of secundaire behoefte?

1. Primaire behoefte
2. Secundaire behoefte

Behoeften

Goederen waar je zomaar over kunt -> Vrije goederen

• Frisse lucht, zonlicht en regenwater

Alle andere goederen -> Schaars

• Tijd en middelen zijn nodig om iets te maken
• Er moet een prijs worden betaald voor het goed
• Als het goed schaarser wordt, stijgt de prijs ervan

Welvaart

• De mate waarin jij in jouw behoeften kunt voorzien
• Als je inkomen stijgt, stijgt je welvaart
• Vrijwel alle goederen zijn schaars -> prioriteiten stellen
• Door juiste keuzes te maken, neemt je welvaart toe
• Door zelfvoorziening kan je welvaart toenemen
• Vb: Zelf je fietsband plakken i.p.v. naar de fietsenmaker gaan
   (kost minder geld, maar wel meer tijd)

Met procenten, een getal berekenen

• Formule
   Te berekenen getal = percentage : 100 x totaal

• Verhoudingstabel

%	100	1	...
€	...	...	?

Met procenten, een getal berekenen

Voorbeeldopgave
Je wilt een nieuwe televisie kopen die normaal €800,-
kost. De winkel biedt een korting van 15% aan op
alle televisies. Hoeveel kost de televisie na de korting?

• Manier 1
   percentage : 100 x totaal = 15 : 100 x 800 = €120
   800 - 120 = €680

Met procenten, een getal berekenen

Voorbeeldopgave

Je wilt een nieuwe televisie kopen die normaal €800,-

kost. De winkel biedt een korting van 15% aan op

alle televisies. Hoeveel kost de televisie na de korting?

• Manier 2

• 800 - 120 = €680

%	100	1	15
€	800	8	120

Oefenopgave

Een nieuwe jas kost €150,-. De winkel biedt
een korting van 20% op alle winterkleding.
Hoeveel kost de jas na de korting?

• Manier 1
   percentage : 100 x totaal = 20 : 100 x 150 = €30
   150 - 30 = €120

Oefenopgave

Een nieuwe jas kost €150,-. De winkel biedt
een korting van 20% op alle winterkleding.
Hoeveel kost de jas na de korting?

• Manier 1
   percentage : 100 x totaal = 20 : 100 x 150 = €30
   150 - 30 = €120
• Manier 2
   150 - 30 = €120

%	100	1	20
€	150	1,50	30

Aan de slag!

• Maken opgaven paragraaf 1.1
• Huiswerk voor volgende les!

• Heb je een vraag? Steek je hand/vinger op!
• Mag met degene naast je werken 

Volgende les

• Bespreken opdrachten paragraaf 1.1
• Uitleg paragraaf 1.2 + opdrachten maken